Aan de hand van beelden, smaken en muziek wil ik de 19deeeuw tot leven wekken. In deze serie komt de 19deeeuw door middel van tekst tot leven. Met de prachtigste gedichten uit de Nederlandse poëzie.
A.C.W. Staring, 1767–1840
Antoni Winand Staring was de enige zoon van Damiaan Hugo Staring en Sophia Wijnanda Ver Huell. Hij was geboren 24 januari 1767. Toen hij zes was gingen zijn ouders in dienst bij de VOC en werden ze naar Kaap de Goede Hoop uitgezonden, hij werd in deze periode opgevoed door zijn oom Jacob Gerard Staringh, die priester was.
Antoni Winand Staring studeerde recht, natuurwetenschappen, landbouw, zijn liefde voor de natuur speelde een belangrijke rol in zijn werk. Zijn interesse in talen, geschiedenis, folklore, letteren en muziek is terug te zien in zijn werk als dichter. Als patriot bekleedde hij tussen 1795–1816 diverse politieke ambten.
Poëzie
Zijn eerste poëzie schreef hij toen hij 19 was tijdens zijn studie. Voor zijn eerste bundel (“Mijn eerste pogingen in poëzie”, 1788) kreeg hij veel waardering. Critici zagen zijn grote talent en waren enthousiast. Zijn gedichten waren kort, krachtig en origineel. Bij zijn volgende bundel (Dichtoeffening, 1791) werd zijn talent bij critici bevestigd.
Moeilijke tijden
In 1790 hij stopte tijdelijk met het schrijven van poëzie. Hij woonde prachtig in de natuur en leefde in welstand. Toch waren het moeilijke tijden in zijn leven. Zijn leven werd omlijst door verdriet en verlies. Eerst overleed zijn zoon in 1792 kort na zijn geboorte, kort daarna overleed zijn moeder en zijn geliefde vrouw (E.M Loben-Sels) in 1794. Hij vond troost in religie, dat later was een inspiratiebron was voor kerkhymnen. Hij kon geen gedichten schrijven omdat hij, zoals hij zelf zei, alleen kon creëren als hij zich gelukkig voelde.
Nieuw begin
In 1798 vond hij zijn geluk terug. Hij werd weer verliefd en trouwde met Jonkvrouwe J. A. C. Van der Muelen. Met haar hij kreeg acht kinderen, vier zonen en vier dochters. Hij was een goede vader en speelde een grote rol in hun opvoeding, de kinderen kregen van hun vader les tot hun dertiende of viertiende.
.
Vrij is hij, die, zonder morrend klagen, het onverkrijgbare missen kan.
A.C.W. Staring (citaat komt uit 1820)
.
Antoni keerde in 1820 terug naar poëzie. Zijn genres werden uitgebreid naar kerkelijke liedjes en narratieve poëzie (poëtische verhaaltjes), humoristisch teksten en epigrammen. Hij bracht uit tweedelig boek uit (Gedichten) van zijn oude en nieuwe poëzie. Interessant is dat deze gedichten niet in chronologisch staan, maar waren in genres zijn verdeeld. In deze periode schrijft hij zijn belangrijkste werken, zoals “De leerling van Pancrates”, “Marco” en “Jaromir”-cyclus. Het laatste werd ook gezien als zijn meest beroemde en moeilijkste geschrift.
Czaar Peter
In 1820 schrijft hij een ode aan Czaar Peter, getiteld “De grondlegging van Ruslands zeemacht, feestelijk gevierd door Peter de Grooten, op den 23 van Oogstmaand 1723”.Dit gedicht werd vertaald in het Russisch en is beroemd in Rusland. (Zie ook het blogartikel “Korte geschiedenis van Anna Paulowna en Czaar Peterhuisje)
Laatste jaren
In 1827 hij wordt een lid van de Maatschappij der Nederlandische letterkunde in Leiden, en in 1830 wordt hij lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap. Datzelfde jaar gaat hij zich richten op het schrijven van Proza en in 1837 publiceert hij de bundel van historische novellen, getiteld “Kleine verhalen”.
Anthony Christiaan Winand Staring stierf 18 augustus 1840 in zijn huis in Wildenborch bij Vorden. Hij werd 73 jaar.
Terwijl hij wordt herinnert als een belangrijke vertegenwoordiger van romantische stroming, was hij geen hopeloze melancholische romanticus. Hij had een rationele geest, hij bewonderd de natuurwetenschap en vooruitgang in techniek. Was religieus tolerant, verantwoordelijk en evenwichtig. Hij werd beschreven als een intelligente, geestig, vriendelijke en vrolijke man.
Zijn experimenten met ritme, rijm, zijn gewrongen constructies werden niet altijd begrepen door zijn tijdgenoten maar werden later meer gewaardeerd. Door zijn uniek stijl, zijn afstand van banale en retorische gedichten blijft A.W.C. Staring een interessante en populaire dichter van zijn tijd.
Zang bij de weende, in ‘t Hanoversche
(1788)
Gij Dal, waar vroeger lente bloeit,
Omheind van elzenrijzen,
Het oord, dat mij als vreemdling boeit,
Moog vrij uw schoonheid prijzen;
Zoo frisch als in dat klein Gebied,
Waarin ik wieg en erve liet,
Zoo frisch groent hier het loover niet!
Vloeit, Beekjes, van den morgengloor
In ‘t kronklig bed doorschenen;
Bepeinzing wende ‘t zwervend spoor
Naar uw gemurmel henen;
Zoo blank als in dat klein Gebied,
Waarin ik wieg en erve liet,
Zoo blank is hier uw zilver niet!
De weêrgalm huwe, o Nachtegaal,
Zich lieflijk aan uw zangen;
Een tortel kome uw schelle taal
Met zacht getreur vervangen;
Zoo zoet als in dat klein Gebied,
Waarin ik wieg en erve liet,
Zoo zoet zijn hier uw toonen niet!
Wien Neêrlands grond het leven gaf,
Gedenkt alom dien zegen;
Hij draagt niet lang den pelgrimstaf,
Of zucht het weêrzien tegen.
Hij snelt terug naar ‘t klein Gebied,
Waarin hij wieg en erve liet,
En Eden zelf herwenscht hij niet
Oogstlied
Sikkels klinken;
Sikkels blinken;
Ruischend valt het graan.
Zie de bindster gaâren!
Zie, in lange scharen,
Garf bij garven staan!
‘t Heeter branden
Op de landen
Meldt den middagtijd;
‘t Windje, moê van ‘t zweven,
Heeft zich schuil begeven;
En nog zwoegt de vlijt!
Blinde Maaijers;
Nijvre Zaaijers,
Die uw loon ontvingt!
Zit nu rustig neder;
Galm’ het mastbosch weder,
Als gij juichend zingt.
Slaat uwe oogen
Naar den hoogen
Alles kwam van daar!
Zachte regen daalde,
Vriendlijk zonlicht straalde
Mild op hal en aar.
A.C.W. Staring
Meer A.C.W. staring op YouTube
Dit artikel is geschreven door Dasha Sandulenko een werd geredigeerd door Tine van Wel
Lees meer van de serie “Dichter in de 19de eeuw”. Herman Gorter, Frederik van Eeden, Nicolaas Beets, Willem Kloos, Multatuli, A.C.W. Staring en Jacob van Lennep.
—